Ook het gekissebis over ,,Leuven Vlaams'' gevolgd? Malief voelt zich alvast aangesproken. Al was het maar omdat ik van 1961 tot 1965 in Leuven woonde en er het ezelsvel (zoals sommige jaloerse sukkels het noemden) in de politieke en sociale wetenschappen veroverde en dus ook de ,,strijd'' tussen Vlamingen en Walen van zeer nabij heb gevolgd.
Voor de onwetenden: Malief is een Vlaamse Brusselaar die nooit van een taalstrijd tussen de Fransen (zo noemden wij onze anderstalige stadsgenoten) had gehoord en net een moderne humaniora in Schaarbeek achter de rug had. Met de klasgenootjes kwam in het Franstalige Institut de l'Annonciation'' een Vlaamse humaniora en maakten wij kennis met ,,soeurs'' in plaats van Zusters en waren er ,,soeurs'' die ons ,,mon petit chou'' noemden en ons eerst aan het bord riepen om een ingewikkelde wiskundige vergelijking op te lossen. Als dat niet vlot gebeurde voelde Malief zich zo vernederd dat er bijna traantjes kwamen. Waarna ze ,,mon petit chou ''werd en tegen een volumineuze boezem werd gedrukt. (Ik heb er geen trauma aan over gehouden want na twee jaar verdween Masoeur voor een andere liefde dan die van de Heer...)
Maar terzake. In Leuven maakte ik op de peda kennis met Anne, ook van Brussel, en toen ze mij voorstelde om ons kandidaat te stellen voor een jobke als hostess van de universiteit _ ik zat toen al in eerste lic _maakten we kennis met Monsieur Woitrin, een Waal die er voor ging zorgen dat onze Alma Mater ,,klasse en schoonheid'' zou uitstralen. Anne en Malief werden meteen aanvaard: ha ja, wij spraken vlot Frans, en Anne had Woitrin ingepakt met de volzin ,,j'espère avoir une tete à chapeau...'' want we moesten ons wel in een pakje wringen, geïnspireerd op de meisjes van Expo 58.
Monsieur Woitrin heb ik later niet meer gezien, en onze opdrachten, die zomer van 1964, waren vooral buitenlandse professoren te ,,begeleiden''. Franstalige collega's heb ik nooit ontmoet. Heu, behalve de chef-hostess...die geen Nederlands sprak.
En toen begon het te broeden in Leuven. Op de vraag of ik wou ,,meedoen'' in het Faculteitenverbond zei ik meteen ja en hing mijn hoed en handschoentjes aan de kapstok. Later hoorde ik van de Meester dat Paul G (zijn klasgenoot uit Mechelen) na een studie in Namen was teruggekeerd en het vuur aan de lont stak. Malief kan de Meester niet meer vragen waarom dat nu ontkend wordt...
Maar de laatste alinea uit de repliek van emeritus hoogleraar Louis Vos, vandaag in mijn lijfblad, zegt het voortreffelijk.
,,In de uitzending van het Canvasprogramma Histories uit 2002 gaf de toenmalige UCL-beheerder Michel Woitrin toe dat de Franstaligen zich destijds niet wilden integreren in Leuven en Nederlands alleen gebruikten voor het personeel of de contacten met leveranciers. Ze vonden het vanzelfsprekend dat zij als enige echte burgerlijke elite van Leuven een Franstalig societyleven bleven onderhouden. Zelfs premier Gaston Eyskens werd te min bevonden.
In die zin was ,,Walen buiten'' een kreet om bevrijd te worden van de kwetsende neerbuigendheid van een Franstalige elite, die zich onaantastbaar waande. Een ,,obscene kreet'' was het toen niet.'' Einde citaat.
Rest alleen nog de vraag wie destijds het bevel gaf om een student die in een zijstraat van de oude markt naar huis wandelde met bruut geweld de tanden uit te kloppen, zijn rug in een abstract schilderij te veranderen (zo stond het in de krant) en dan voor dood achter te laten? Toch niet de kleine neringdoeners die dachten dat ze met ,,Walen buiten'' geen koten meer konden verhuren?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten