Het was begin jaren zestig, ik zou naar Leuven gaan en voor journalist studeren. Dat had mijn toenmalige leraar Ludo E. mij voorgesteld. En dat ik zeker eens naar een spreekbeurt van Manu Ruys moest gaan. Ludo zou mij vergezellen. Het was een tijd dat je op zo'n voorstel gretig kon ingaan. En die ontmoeting was het begin van een halve eeuw stilzwijgende maar zeer oprechte bewondering.
1966: een wicht groen achter de oren, maar wel welkom op de redactie van een krant waar het meesterke al zijn wijsheid haalde. Hij heeft het mij nooit gezegd maar als ik verslag uitbracht over ,,de Jacqmainlaan'' luisterde hij wel.
Het was een tijd dat vrouwen op een redactie nog schaars goed waren. Met Maria Rosseels als groot voorbeeld. De eerste keer dat ik het verslag van Ruys aan de telefoon moest opnemen viel ik bijna van mijn stoel. Terwijl het gros van de mannen mij kinneke of dingske noemen (en mij niet verbeterden als ik mijnheer zei) hoorde ik de Wetstraatverslaggever zeggen: ha Lieve, 't is Manu hé.
Grote gesprekken over politiek en andere belangrijke onderwerpen hebben we nooit gevoerd maar toen ik als avondredacteur het bericht kreeg dat Dominique Vandamme, een nieuwe baas van de krant, in Frankrijk verongelukt was kon ik hem bellen en kreeg ik de nodige ondersteuning. In één van zijn boeken schreef hij later dat ik aan de telefoon bibberde toen ik hem het nieuws vertelde. Wat hij blijkbaar niet wist was dat ik bibberde omdat ik hem op een zondagavond thuis opbelde...
Nadat hij met pensioen ging heb ik hem een paar keer een kaartje gestuurd. Steeds kreeg ik antwoord. Ik heb ze nog altijd.
In 2014 zag ik hem in Lissewege weer op een reunie van de Standaardjournalisten. Net als lang geleden was ik er de enige vrouwelijke collega.
Vandaag heb ik de bladzijden in memoriam in ,,zijn krant'' gelezen. Volgens mij ontbrak er een belangrijk detail: wij noemden hem Maanu. Zoals het een Vlaming past.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten